woensdag 14 september 2011

Het Maria- of Vrouwenbos. In de 19e eeuw is er sprake van een ‘Vrouwebosch’. Logisch is de naamsverwisseling van ‘Vrouw’ en ‘Maria’. In 1775 komen we zelfs de naam ‘Lievevrouwenbos’ tegen. Het bos was vroeger vijf à zes keer zo groot als nu. We kunnen stellen dat het bos eigendom was van de Vrouwe van St. Jansgeleen. Het bos werd vermoedelijk gebruikt om te jagen gezien zijn grootte. Het stukje bos dat diende als hak- en geriefhout voor de bewoners van Hobbelrade werd vermoedelijk het ‘Armenbos’ genoemd. Vroeger zal dit bos nog veel groter zijn geweest. In een akte uit 10 maart 1775 vinden we: ‘Het Casteel van Heer Jans Geleen met den voorhoff, waeraen sijn gehoorende ontent vijff en vijfftig Bunders ackerland en ontrent drij en twintigh Bunders soo weijden als beemden neffens eenen Bosch ‘Den Vrouwen bosch’genaemt alles in een stuck gelegen.’

Er waren ook anderen dan de Heer van St. Jansgeleen die een stuk van het Vrouwenbosch in bezit hadden. Bijvoorbeeld de pastoor van Beek bezitte het zogenaamde ‘Pastoorsbos’. Al in 1690 is er sprake van een pastoorsbos: thisken penris een bosch neffens claes germijn ter andere syden pastors bosch van beeck voor een hoff lenaert corten groot 55 R nu matthijs stijnen.

Oudere benamingen voor ‘Vrouwenbosch’ (1775) zijn ‘Prinssenbosch’ (1746) en ‘Heerenbosch’ (1577/1608). Genoemd naar respectievelijk de Vrouwe, de Prinsen en de Heren van Sint Jansgeleen. Vroeger was, zoals gezegd, het Vrouwenbosch veel groter dan tegenwoordig. Het grootste gedeelte van het bos is echter door ontginningen van de nabij gelegen steenfabriek en in gebruik genomen als groeve en weiland. Er werd in 1915 de N.V. Steenfabriek ‘Onze Industrie’ te Spaubeek opgezet die het Vrouwenbosch moesten ontginnen op zoek naar bruikbare leem voor de brikken en de pannen.

Van Brabant kwamen de families Rehwinkel en van de Geijn, uit de Ooi kwam de latere zetbaas Wulterkens en de familie Peters en uit het Gelderse Gendt kwamen de families Joosten, Terwint, Roelofs, Schepers, Driessen en Wilting, onder de supervisie van de heer Arntz. Ze woonden in een klein gehucht bij de steenfabriek met de naam de Rinkoave, thans Looiwinkelbuurt.